Falanx (φάλαγξ, letterlijk 'balk'; vgl. Nederlands
plank). De militaire term φάλαγξ werd door de
Grieken sinds de Ilias gebruikt voor een in slagorde
opgesteld leger en voor de slagorde zelf.
Van de 8e tot het begin van de 4e eeuw vC vormde
de falanx van zwaargewapende burgers het enige of het
hoofdbestanddeel van elk grieks leger te velde. De
tactische mogelijkheden van deze gewoonlijk onvoldoende
getrainde, meestal acht man diep opgestelde
strijdmacht waren zeer beperkt: doordat beide
partijen hun beste troepen op de rechtervleugel
plachten op te stellen, begon de slag gewoonlijk met
het buiten gevecht stellen van beide linkervleugels,
waarna de respectieve rechtervleugels een zwenking
maakten en met elkaar de strijd aanbonden totdat
een van beide zegevierde; een achtervolging van de
verslagenen vond zelden plaats. Een typisch voorbeeld
van een dergelijk treffen vinden we in de door
Thucydides (5, 64-73) nauwkeurig beschreven slag
bij Mantinea van 418 vC.
De hiervoor geschetste ontwikkeling van de falanx werd onder meer mogelijk gemaakt doordat sinds het begin der 4e eeuw vC de legers voor een belangrijk deel bestonden uit getrainde en gespecialiseerde beroepsmilitairen.
Lit. F. Lammert (PRE 19, 1625-1646). E. Lammert/
F. Lammert (PRE 3 A, 436-494 s.v. Schlachtordnung). - J. Kromayer/
G. Veith, Antike Schlachtfelder, Bausteine zu einer
antiken Kriegsgeschichte 1-4 (Berlin 1903-1926). Id./Id.,
Heerwesen und Kriegführung der Griechen und Römer (München 1928 = 1963) 79-146.
[Nuchelmans]