Marius Victorinus

Gaius Marius Victorinus (275/300 Africa ca. 365 Rome), retor, neoplatoons filosoof, was onder keizer Constantius II een beroemd leraar te Rome. Ca. 355 werd M.V. tot het christendom bekeerd. In 362 nam hij als retor ontslag naar aanleiding van Iulianus' besluiten aangaande de retoren. Uit zijn heidense tijd stammen grammaticale traktaten en commentaren op retorische en filosofische geschriften. Zijn vertalingen van platoonse dialogen (vgl. Augustinus, Confessiones 8,2,3) en van Aristoteles' Categorieën en diens De interpretatione zijn verloren gegaan. Een vertaling van de Isagoge van Porphyrius is gedeeltelijk uit de commentaar van Boëthius te reconstrueren. Van het eigen filosofische werk van M.V. is bewaard De definitionibus.

Na zijn bekering richtte M.V. zich in verschillende traktaten tegen het arianisme. Waarschijnlijk zijn de verschillende traktaten naderhand door M.V. herzien en tot één corpus verenigd (aldus Hadot) onder de titel Adversus Arium (De fide of De homousio): 12 stukken die in de overlevering dooreen geraakt zijn. 4 verhandelingen zijn gericht tot zijn ariaanse vriend Candidus: Candidi epistula 1 de generatione divina; Ad Candidum; Candidi epistula 2; Ad Candidum de homousio (= Adversus Arium 1,1-47). 4 traktaten behandelen het homoüsiosprobleem (ib. 1,48-64; 2-4). Verder zijn er het korte traktaat De homousio recipiendo en 3 Hymni de Trinitate. M.V. bleef ook na zijn bekering sterk beheerst door neoplatoonse gedachtengangen. Zijn theologie heeft weinig invloed uitgeoefend: in enkele opzichten op Augustinus; verder is van zijn logische werken invloed op Boëthius uitgegaan. Wel is zijn filosofisch en theologisch vocabularium belangrijk voor de latere ontwikkelingen. In de commentaren van M.V. op Gal, Eph en Phil wordt geen allegorese toegepast maar uitgegaan van de letterlijke zin van de tekst, waarbij de auteur zich evenwel herhaaldelijk tot filosofische excursen laat verleiden.


Lit. Uitgaven: H. Keil, Grammatici Latini 6 (Leipzig 1874) 3-184. C. Halm, Rhetores Latini Minores (ib. 1863) 153-304. Th. Stangl, Tulliana et Mario-Victoriana (München 1888; De definitionibus). MPL 8, 993-1310. I. Mariotti, Marii Victorini Ars Grammatica (Florence 1967). A. Locher, Marii Victorini Commentarii in epistulas Pauli (Leipzig 1972). Met franse vertaling: P. Henry/P. Hadot, M.V., Traités théologiques sur la Trinité (SC 68-69; Paris 1960). - K Séjourné (DTC 15, 2887-2954). - E. Benz, M.V. und die Entwieklung der abendländischen Willensmetaphysik (Stuttgart 1932). H. de Leusse, Le problème de la pré-existence des ämes chez M.V. (RScR 29, 1939, 197-239). G. M. Valveri, La filosofia teologica di C. M. Vittorino (Palermo 1950). P. Hadot, Un vocabulaire raisonné de M.V. (Studia Patristica 1 = TU 63; Berlin 1957) 195-208. [Bartelink]



Lijst van Auteurs