El

El (hebreeuws 'ēl, ugaritisch 'l, akkadisch ilu, aramees 'alāhā, arabisch ilāhun) is in de semitische wereld de algemene naam voor 'god', zelfstandig of in samenstellingen. In Ugarit was 'l, vader van Baäl en Moth, althans in naam het hoofd van het pantheon. Naast hem komt de vrouwelijke vorm 'lt (Allat) voor. Hij is in de eerste plaats de god des hemels. In het staatsverdrag van Sfire (stele 1, r. 11, uitg. Dupont-Sommer, Paris 1958) worden de twee goden van hemel en aarde aangeroepen als El en Elyan. Deze werden in Gn 14,18 gecombineerd als 'êl-'eljòn en in deze samenstelling geïdentificeerd met de God van Israël. Deze was ook de schepper van hemel en aarde. Als schepper van de aarde wordt hij in een verbasterd semitische vorm in Palmyra genoemd Elqonera (van 'ēl qōnē 'eres.) genoemd. In inscripties van Sam'al/Yaoedië in Cilicië (midden 8e eeuw vC) is El de tweede in het pantheon na Hadad. Zijn naam komt ook hier voor in samenstellingen als die van de god Rakib-el. In het OT is El dikwijls gecombineerd met een tweede naam, zoals het reeds genoemde geval van 'ēl-'eljōn, die door Melchizedek in Salem werd vereerd. Verder kent men El bēt'ēl (Gn 31,13 en 35,37), die in Elephantine ook als bet'el werd vereerd en wiens naam als van een godheid waarschijnlijk ook gelezen moet worden in Amos (5,5). E. šaddaj (god van het bergland?) wordt gehoemd in Gn 17,1; 28, 3; 35,11; 43,14 en 48,3. E. 'ōlām (Gn 21,33) is verbonden met Berseba, E. rō'eh (Gn 16,13) hoorde blijkens de context in het zuiden van Palestina thuis. In dichterlijke taal komt de naam E. (en zijn meervoud 'ēlim) ook zelfstandig voor als aanduiding van God en de goden (bv. Gn 31,13; Ex 15,11; 20,5; 24, 14; Dt 5,9; 6,15; 33,27 Ps 10,11-12; 58,2; 68,20, Js 40, 18).

Tal van eigennamen in Ugarit, Israël en elders zijn met E. samengesteld en bewijzen ten overvloede hoe algemeen de verering van de godheid onder deze naam is geweest. Opvallend is ook het verschijnsel dat een naamloze god, zich aan een persoon heeft geopenbaard en nu vereerd wordt als de E. van de betrokkene. Deze verering kan zich dan uitbreiden tot een gehele clan en een uitgebreid grondgebied als die voor de God der vaderen.


Lit. G. Quell (ThW 3, 79-80). A. Alt, Der Gott der Väter (Stuttgart 1928). O. Eissfeldt, El im ugaritischen Pantheon (Berlin 1951). Id., El und Yahweh (JSSt 1, 1956, 28-37). M. H. Pope, El in the Ugaritic Texts (Leiden 21966). C. F. A. Schaeffer, Nouveaux Témoignages du culte de El et de Baal à Ras Shamra-Ugarit et ailleurs en Syrie-Pa1estine (Syr 43, 1966, 1-19). R. Rendtorff, El, Bwal und Jahwe (ZAW 78, 1966, 277-291). [Beek]


Lijst van Goden