Eros

Eros (Ἔρως of Ἔρος), Griekse god van de zinnelijke liefde.

Bij Homerus komt E. als god nog niet voor; in Hesiodus' Theogonie verschijnt hij als derde ongeschapen oerkracht naast Gaia en Tartarus. Deze kosmologische opvatting van E. treffen we ook aan bij Parmenides en in de kosmogonische bespiegelingen der orphici; zij vormt de achtergrond van de discussies over E. in Plato's Symposium en Phaedrus, waar hij vergeestelijkt wordt tot de ingeboren drang van de mens naar de volmaakte schoonheid en goedheid.

In het griekse volksgeloof en in de fantasie van dichters en plastische kunstenaars leefde E. als de goudvleugelige speelse zoon en gezel van Aphrodite/Venus, op wier bevel hij goden en mensen met zijn pijlen in het hart treft en aldus verliefd maakt. E.-heiligdommen waren zeldzaam; het bekendste, met het cultusbeeld van Praxiteles, stond in Thespiae in Boeotië.

eros
Eros, een beeld van Lysippus
Aan de griekse E. beantwoordt bij de Romeinen Amor, ook Cupido genoemd. Volgens het belrende sprookje van Amor en Psyche (Apuleius) raakte Amor zelf verliefd op Psyche, die zo knap was dat ze de afgunst van Aphrodite opwekte. Toen Amor de opdracht kreeg om Psyche verliefd te doen worden op een aartslelijke man, ontvlamde hij zelf in liefde voor Psyche, die hij voortaan elke nacht bezocht. Maar hij belette Psyche hem te aanschouwen; deze ontstak tenslotte uit nieuwsgierigheid een lampje om haar geliefde te bekijken. Daar zij in haar verbijstering over zijn schoonheid het lampje scheef hield, drupte er olie op Amor. Deze vluchtte weg; pas na vele moeilijke opdrachten uitgevoerd te hebben herwon Psyche hem.

De iconografische ontwikkeling van de E.-figuur is bijzonder boeiend; geen god is vaker uitgebeeld. De oudste afbeeldingen, op ceramiek en spiegels, dateren uit het begin van de 6e eeuw vC; daar is E. een jongetje zonder vleugels. Vanaf het eind der 6e eeuw vC draagt hij meestal vleugels; dikwijls vergezelt hij Aphrodite. Grote beelden van de god zijn vervaardigd door Praxiteles, Scopas en Lysippus; van de boogspannende E. van laatstgenoemde staat de beste kopie in het British Museum. Befaamd is ook de hellenistische groep 'E. en Psyche' (ook De uitvinding van de kus genoemd) in het Museo Capitolino te Rome, waarvan talloze kopieën bestaan en die vanaf de 16e eeuw tientallen kunstenaars tot gelijksoortige werken heeft geïnspireerd. In de hellenistische tijd krijgen de afbeeldingen van E. en Eroten steeds meer een decoratief karakter; nog later worden ze tot dartelende amoretten, die allerlei bezigheden verrichten en eeuwen later als z.g. putti de beeldende kunsten van renaissance en rococo bevolken.

Lit. O. Waser (PRE 6, 484-542). C. Schneider/A. Rumpf (RAC 6, 306-342). E. Speier (EAA 3, 426-433). - F. Lasserre, La figure d'Éros dans la poésie grecque (Diss. Lausanne 1946). W. Strobel, E. Versuch einer Geschichte seiner bildlichen Darstellung (Diss. Erlangen 1952). A. Greifenhagen, Griechische Eroten (Berlin 1957). [Nuchelmans]


mythen