Centauren (Κένταυροι), in de griekse mythologie een
barbaars volk van halfdierlijke, halfmenselijke
wezens: paarden met het bovenlijf en het hoofd van
een man. Hun geslacht stamde af van Ixion en
een wolk, waaraan Zeus om
Ixion te bedriegen
de schijngestalte van Hera gegeven had. De C.
woonden in het paardenrijke Thessalië en waren
een ruig volk dat in voortdurende strijd met zijn
naburen, de Lapithen, en met
Heracles gewikkeld was.
Uitzonderingen op de ruwe C.-aard vormden Chiron, zoon van Cronus en Philyra, en Pholus, zoon van Silenus en een bosnimf. Chiron genoot grote faam om zijn wijsheid en kennis van de geneeskunst. Vele helden werden door hem opgevoed: Castor en Pollux, Amphiaraüs, Iason, Achilles.
Chirons dochter Endeïs was de moeder van Telamon en Peleus. In een gevecht dat ten huize van Peleus ontstond, werd Chiron per ongeluk gewond door Heracles met een door hydrabloed vergiftigde pijl; om verlost te raken van de ondraaglijke pijn gaf Chiron zijn onsterfelijkheid op ten gunste van Prometheus.
De andere Centaur met edele inborst, Pholus, bood Heracles gastvrijheid toen deze op jacht was naar de erymanthische ever. Pholus bewaarde een vat met wijn dat door Dionysus aan de C. geschonken was met de bepaling het niet te openen in aanwezigheid van Heracles. Deze dwong zijn gastheer dat toch te doen. Al spoedig ontstond er, doordat de C. dronken werden, een hevige vechtpartij, waarbij Chiron gewond werd. Ook Pholus kwam om het leven, doordat hij een vergiftigde pijl van Heracles op zijn voet liet vallen.
Reeds in de archaïsche kunst werden de C. afgebeeld, bv. op protocorinthische lekythen (8e/7e eeuw vC) en op een bronzen reliëf in het museum van Olympia. De strijd tussen C. en Lapithen vormde uiteraard een dankbaar thema voor het beeldhouwwerk van tempelfrontons en friezen; het bekendst zijn de frontons van de Hephaestustempel op de atheense agora, van de Apollo-tempel in Bassae en van de Zeus-tempel te Olympia (van de hand van Alcamenes). Talloos zijn ook de griekse vazen die met afbeeldingen van de C. beschilderd zijn, o.a. de beroemde François-vaas te Florence en een roodfigurige krater uit de 5e eeuw in het Louvre (G 367). Losse beelden van C. zijn de z.g. Borghesische Centaur in het Louvre en de twee C. in de Villa Hadriana bij Tivoli.
Lit. E. Bethe (PRE 11, 172-178). W. Roscher (Roscher 2, 1032-1088). K. Schauenburg (EAA 2, 468-472). - P. Baur, The Centaurs in Ancient Art (Berlin 1912). G. Dumézil, Le problème des Centaures. Etude de mythologie comparée indo-européenne (Paris 1929). A. Isard, Le centaure dans la légende et dans l'art (Diss. Lyon 1939). [Suys-Reitsma]