Gerusia (γερουσία) heette bij de Grieken de raad van
ouden (γέροντες) die in de koningstijd de vorst als
raadgevers ter zijde stonden, en ook later nog in
sommige oligarchieën (o.a.
Sparta,
Argos,
Elis,
Corinthe)
een soortgelijk advies- en/ of bestuurslichaam.
Het best bekend is ons de g. van
Sparta, waar zij
tot in de 3e eeuw vC een belangrijke rol in de
staatsinrichting speelde. In Sparta bestond de g.
(lakonisch γερωχία) uit de beide koningen en 28
mannen van boven de 60, die door het volk voor het
leven werden gekozen. De raad stond de koningen
en de eforen bij in het staatsbestuur, diende wetsvoorstellen
in en sprak recht in vereniging met koningen
en eforen. De leden waren aan niemand verantwoording
schuldig, maar hun invloed werd beperkt
door het feit dat de g. niet het recht had om
de apella, de volksvergadering, bijeen te roepen.
Lit. J. Miller (PRE 7, 1264-1268). - G. Busolt/H. Swoboda,
Griechische Staatskunde 2 (München 1926) 679-683.
[Nuchelmans]