Cleophon (Κλεοφῶν), attische eigennaam:
(1) Cleophon, atheens radicaal politicus uit de laatste jaren
van de peloponnesische oorlog, leider van de
democratische partij na het herstel van de democratie
in de zomer van 410 vC. C. bewerkte na Sparta's
nederlaag bij Cyzicus
(mei 410) de afwijzing van
het spartaanse vredesaanbod, voerde in 410/409 de
diobeiie (διωβελία) in, een dagelijkse uitkering van
twee obolen aan arme burgers, en had in 407 mede
de hand in het ontslag van Alcibiades. Na de
atheense nederlaag bij Aegospotami
en tijdens de
blokkade van Athene in 405/404 trad hij uitermate
fanatiek en onverzoenlijk op en oefende tenslotte
een zodanige terreur uit dat zijn tegenstanders, de
oligarchen, niets anders overbleef dan hem ter dood
te veroordelen. Het ongunstige oordeel dat de antieke
bronnen zonder uitzondering - te beginnen met
Aristophanes - over C. vellen, is vermoedelijk te
eenzijdig; zeker is evenwel dat zijn fanatisme niet
weinig heeft bijgedragen tot het ernstige debâcle van
Athene in 404.
Lit. Xenophon, Hellenica, boeken 1 en 2. - H. Swoboda
(PRE 11, 792-796).
(2) Cleophon, attische jongeling, wiens naam voorkomt op
een kruik in het museum van Leningrad (no. 810) en
naar wie de 'schilder van C.' genoemd is. Deze
behoorde tot de school van de jongste Polygnotus
en was werkzaam in de laatste decennia van de 5e
eeuw vC. Als zijn beste werken gelden een stamnos
in München (no. 2415: terugkeer van een soldaat
uit de strijd), een krater in Syracuse (no. 23794:
groep van drie vrouwen) en een pelike in München
(no. 2361: terugkeer van Hephaestus op de Olympus).
Lit. M. Cagiano de Azevedo (EAA 4, 372v). - J. D. Beazley,
Attic Red-figure Vase-painters (Oxford 1963) 1143-1147.
[Nuchelmans]