Callimachus

Callimachus (Καλλίμαχος) van Cyrene (ca. 310-ca. 240 vC), grieks geleerde en dichter uit de vroeg-hellenistische tijd, hoofd en bekendste vertegenwoordiger van de alexandrijnse dichterschool.

C., zoon van Battus, werkte eerst als schoolmeester in Alexandrië. Daar trok hij de aandacht van de kunst- en wetenschapminnende Ptolemaeus II Philadelphus (285-246) en kreeg een aanstelling aan de grote alexandrijnse bibliotheek. Hij stelde de eerste grote systematische catalogus (Πίνακες) samen in 120 boeken, waarin de aanwezige werken op allerlei gebieden van wetenschap en kunst in klassen waren geordend en beschreven werden naar auteur, titel, inhoud, omvang en echtheid. Ook vele andere wetenschappelijke werken verschenen van zijn hand: een lexicon, verhandelingen over de zeden van vreemde volkeren (Βαρβαρικὰ νόμιμα), de rivieren van de wereld (Περὶ τῶν ἐν τῇ οἰκουμένῃ, de stichting en naamsveranderingen van steden en eilanden (Κτίσεις νήσων καὶ πόλεων καὶ μετονομασίαι), de nimfen (Περὶ νυμφῶν), een verzameling rariteiten (Θαυμάτων συναγωγή) enz. Van heel deze enorme wetenschappelijke arbeid zijn slechts schaarse fragmenten over.

Iets beter bekend is ons Callimachus' literaire werk. Als dichter behandelde hij ongeveer alle genres in vernieuwde en geleerde vorm. Hij verwierp, omdat voor hem 'een groot boek een groot kwaad' was, het grote epos (Apollonius Rhodius) en leverde modellen van epyllia (epyllion) of kleine epische verhalen, waarvan zijn Ἠκάλη het meest bekend is geworden en zeer veel is nagevolgd. Van zijn rijke poëtische nalatenschap, die liederen, lofdichten, leerdichten, epigrammen, hymnen en elegieën omvatte, bezitten we 63 epigrammen en zes hymnen (op Zeus, Apollo, Artemis, Delus, het bad van Pallas en Demeter), die soms veel op mimen gelijken, volledig. Het omvangrijkste literaire werk van C. vormden de Αἴτια (Oorzaken) in vier boeken (3000 à 4000 verzen), waarin de oorsprong van religieuze gebruiken en plechtigheden werd verklaard door gewoonlijk weinig bekende mythologische of half-historische verhalen. Het werk is ons in grote trekken bekend door fragmenten van de tekst en van commentaren. Tot het vierde boek van de Aitia behoorde waarschijnlijk de bekende elegie over de haarlok van Berenice, die we beter kennen uit de vrij letterlijke latijnse vertaling van Catullus dan uit de paar bewaarde regels van het origineel: de egyptische koningin Berenice had in de tempel van Aphrodite een haarlok gewijd voor de behouden terugkeer van haar echtgenoot uit de oorlog; de volgende dag was de lok verdwenen, maar de hofastronoom Conon ontdekte haar weldra als sterrebeeld aan de hemel.

tekst

Grootsheid, verhevenheid, diepe overtuiging of sterk gevoel vindt men in de poëzie van C. niet. Zij is bestemd voor een beperkte kring, intellectueel en zelfs geleerd, nuchter en realistisch ook, speels en geestig, terwijl soms ook het hart spreekt. Er is een bonte afwisseling en vermenging van de genres. Weinig bekende onderwerpen hebben de voorkeur, want deze bewijzen de speurzin en belezenheid van de dichter. Graag worden ook zeldzame woorden gebruikt in een elegante, bijna precieuze dictie, maar in meestal eenvoudige en genuanceerde zinnen, dikwijls zeer expressief. Het is een kunstmatige poëzie, maar toch echt, omdat zij overeenkomt met de natuur van de dichter en de geest van zijn tijd. C. heeft veel invloed gehad op de latere griekse (Aratus; Nicander; Parthenius van Nicaea) en op de latijnse poëzie (Neoterici; Catullus; Ovidius). De epigrammen van C. zijn grotendeels tot ons gekomen in de Anthologia Palatina, de hymnen staan in dezelfde handschriften als de homerische en orphische hymnen en de hymnen van Proclus (Homerus, hymnen). De meeste fragmenten zijn afkomstig van papyrusvondsten.

Lit. Uitgaven: Editio princeps der hymnen: J. Laskaris (Florence 1494). Beste moderne editie: R. Pfeiffer, Callimachus. 1. Fragmenta, 2. Hymni et Epigrammata (Oxford 1949-1953). Met franse vertaling: E. Cahen, Callimaque (Paris 1953). Met duitse vertaling: E. Howald/E. Staiger, Kallimachos (Zürich 1955). Met engelse vertaling: A. W. Mair, Callimachus, Hymns and Epigrams³ (Loeb Class. Libr., London 1960) en A. C. Trypanis, C., Fragments (ib. 1958). Nederlandse vertaling van de hymnen 1, 3 en 6 door Willem Kloos (Nieuwe Gids 1919, 459-462, 810-816, 933-966). Commentaar op de hymnen: E. Cahen, Les hymnes de Callimaque (Paris 1930). - H. Herter (PRE, Suppl. 5, 1931, 386-452). Id. (Bursians Jahresberichte 255, 1937, 82-217). - GGL 2, 125-139. A. Lesky, Geschichte der griechischen Literatur² (Berm 1963) 750-769. - R. Pfeiffer, Kallimachosstudien (München 1920). U. von Wilamowitz-Moellendorff, Hellenistische Dichtung in der Zeit des Kallimachos 1-2 (Berlin 1924). E. Cahen, Callimaque et son oeuvre poétique (Paris 1929). E. Howald, Der Dichter Kallimachos von Kyrene (Erlenbach-Zürich 1943). W. Wimmel, Kallimachos in Rom. Die Nachfolge seines apologetischen Dichtens in der Augusteerzeit (Hermes, Einzelschriften 16, Wiesbaden 1960). K. J. McKay, The Poet at Play. Kallimachos. The Bath of Pallas (Mnemosyne, Suppl. 6, Leiden 1962). Id., Erysichthon, a Callimachean Comedy (ib., Suppl. 7, ib. 1962). Uitgaven met commentaar: F. Bornmann, C., Hymnus in Dianam Florence 1968). G.R. McLennan, C., Hymn to Zeus (Rome 1977). F. Williams, C., Hymn to Apollo (Oxford 1978). D.L. Clayman, Callimachus' Iambi (Leiden 1980). N. Hopkinson, C., Hymn to Demeter (Cambridge 1984). W.H. Mineur, C., Hymn to Delos (Leiden 1984). - A.D. Skiades, Kallimachos (Wege der Forschung 296, Darmstadt 1975). C. Meillier, Callimaque et son temps (Lille 1979).[Ros]


Lijst van Auteurs