Amalek (hebreeuws 'ămālēk), naam van een nomadenstam, die volgens de traditie van Ezau afstamt (Gn 36,12). Volgens Nm 13,29 hield de stam zich op in de Negeb, volgens Gn 14,7 in de streek van Kades-Barnea. Het OT spreekt van een erfvijandschap tussen A. en Israël, die reeds tijdens de doortocht door de woestijn zou begonnen zijn (Ex 17,816).
Sindsdien is A. voortdurend vermeld onder de
vijanden van Israël (Dt 25,17-19, Ri 3,13; 6,3,33; Ps
83,8). Saul
heeft A. verslagen (1Sm 15,1-8), ook
David
heeft overwinningen op A. behaald (1Sm 27,8;
30,1-20). In later tijd worden nog slechts resten van
deze stam vermeld (1Kr 4,43), terwijl A. in buitenbijbelse
bronnen niet voorkomt. Een spreuk van
Bileam (Nm 24,21) constateert dat de Amalekieten vernietigd
zijn.
Lit. E. Auerbach, Moses (Amsterdam 1953) 82-86; 117-121.
[Beek]