Gedalja (hebr. gedaljāhū: Jahwe heeft zijn grootheid
bewezen), zoon van Ahikam, beschermer van
Jeremia (Jr 39,14). Na de val van Jeruzalem en de
deportatie van koning Zedekia werd hij door
Nebukadnesar
aangesteld tot landvoogd van Juda, maar
twee maanden later op aanstoken van koning Baälis
van Ammon door een zekere Ismaël te Mispa vermoord
(2Kg 25,22-26; Jr 40v). Bij de opgravingen
op de tell duuweer (Lachis) werd op papyrus een afdruk
gevonden van een zegel, toebehorend aan een
hofmaarschalk gdljh; het is zeer goed mogelijk dat
deze dezelfde is als de bijbelse G.
Lit. R. de Vanx, Le sceau de Godolias, Maître du palais (RB
45, 1936, 96-102). [v.d.Born]